Ik stoor me de laatste tijd ontzettend aan mezelf. Ik bemerk een betweterigheid, ik wil altijd wat zeggen. Dit wil ik helemaal niet.
Pauline: Deze gewoonte heb je vast niet voor niets. Kun je deze gewoonte erkennen, ook al heb je er nu ook last van?
Ik heb het idee dat het komt door mijn wantrouwen, dat anderen het niet goed zullen doen. Dus kan ik me er maar beter mee gaan bemoeien.
Pauline: Het lijkt dat je al eerder ervaringen hebt gehad dat mensen het niet goed deden. Wat deden ze niet goed?
Ze hebben me niet geleerd dat ik ook grenzen heb en ook voor mezelf moet zorgen, niet alleen voor anderen.
Pauline: Hoe is het voor je dat je dit niet geleerd hebt?
Dat ik het zelf moet doen.
Pauline: Dit is je eindconclusie geworden. Wat heb je daarin ervaren? Je brengt het als een klacht.
Oh, doe ik dat nog steeds? Ik wil helemaal niet klagen. Er is nog steeds boosheid dat het me niet verteld is.
Pauline: Wat gebeurt er nu?
Ik krijg het warm en merk dat ik rechtop ga zitten. Ik voel weer: ‘het is nu aan mij’.
Pauline: Mooi. De boosheid brengt je weer in contact met ‘jezelf’. Nu zou je ook grenzen kunnen stellen?
Ja, dat lijkt me wel!
Pauline: Als je hier niet mee in contact bent, moeten je klacht en wantrouwen ervoor zorgen dat jij als eerste een opmerking kunt maken, voordat anderen het voor het zeggen krijgen.
Ik word er nu ook verdrietig van.
Pauline: En je rug is nog steeds recht.
Ik kan nu voelen dat het er mag zijn.
Dank je wel.